Oefeningen: | |||
Oefeningen voor sociale vaardigheden en communicatie | |||
Groepsopdracht Afscheid nemen
Activiteit: kringgesprek
Duur: 5 minuten Benodigde materialen: geen Uitvoer: De leerkracht neemt de tijd om met de kinderen rustig stil te staan bij de vaardigheid afscheid nemen. Ze vragen de kinderen hoe ze dat doorgaans doen en komen tot de volgende leerpunten. Leerpunten bij afscheid nemen, zijn: • Loop naar de ander toe. • Geef de ander een stevige hand. • Kijk de ander aan. • Bedank de ander. Zeg iets aardigs zoals: Ik heb het leuk gevonden om samen met jou te oefenen. • Luister wat de ander zegt. De leerkracht vraagt de kinderen van elkaar afscheid te nemen en doen dit op de volgende manier. De kinderen staan op en één van de kinderen begint om volgens de leerpunten afscheid te nemen van het kind dat naast hem staat en gaat hiermee verder met de andere kinderen. Dan volgen de andere kinderen met uitvoeren van dezelfde opdracht. Ze nemen ook afscheid van de leerkracht. |
|||
Groepsopdracht feedback ontvangen
Activiteit: kringactiviteit feedback ontvangen en als cadeautjes uitpakken
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: papier, stiften/potloden, inpakpapier, doosjes, plakband Uitvoer: Alle kinderen pakken hun eigen cadeautje uit met positieve feedback. Ieder kind leest telkens het briefje voor met feedback en bedankt degene die de feedback heeft gegeven op de juiste manier. |
|||
Groepsopdracht gedragsveranderingen Voetsporen tekenen
Doel: Er worden voetafdrukken van de kinderen getekend waarbij met verschillende kleuren, vormen en woorden een spoor wordt gemaakt dat hun leerproces weergeeft en gedragsverbeteringen positief benadrukt
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: grote vellen papier, stiften/potloden, versiermateriaal, whiteboard en whiteboardstift Uitvoer: Er worden voetafdrukken of schoenomtrekken van de kinderen getekend op grote vellen papier. Hierbij is het belangrijk dat zij minstens 10 voetstappen op het papier zetten in een spoor zodat zij hun leerproces kunnen weergeven. Telkens zijn er twee voetstappen voor hun situatie voorafgaand hoe die eerst was en hoe die is nadat er enkele oefeningen zijn gedaan om veranderingen teweeg te brengen. Door middel van kleuren, vormen, woorden en kreten wordt er steeds een verandering opgetekend. Hierbij wordt ondertussen door de leerkracht telkens gevraagd naar de dingen die kinderen eerst moeilijk vonden en de vaardigheden die zij inmiddels hebben geleerd om hiermee om te gaan. Kinderen worden aangezet ook anderen te helpen met het inzien van gedragsveranderingen en vooruitgang die zij hebben geboekt. |
|||
Groepsopdracht informatie feedback ontvangen
Doel: uitleg van leerkracht in een kringgesprek over feedback ontvangen.
Duur: 5 minuten Benodigde materialen: werkblad feedback ontvangen Uitvoer: De leerkracht geeft uitleg over feedback ontvangen en herinneren de kinderen eraan dat zij daarstraks een cadeautje voor iedereen hadden ingepakt. Feedback kun je zien als een cadeau. Je kunt het aannemen, uitpakken en er je voordeel mee doen. Of je neemt het cadeau aan, bedankt de gever en legt het vervolgens in een kast om er nooit meer naar om te kijken. Je kunt feedback beter zien als een kans om iets te leren. Hoe? Door goed te luisteren, toelichting te vragen en vervolgens te bedenken wat je ermee gaat doen. Waarom is feedback lastig? Niet zelden word je boos of emotioneel als je wordt aangesproken op je gedrag. Je ontkent bij hoog en laag of schiet in de verdediging. Het is minstens net zo vervelend als feedback geven. Wie zich niet oefent in het geven en ontvangen van feedback loopt risico's. Denk bijvoorbeeld aan: minder plezier in het werk, ontwijkingsgedrag, oppotten van frustraties en -in het ergste geval - een ziekmakende werksfeer die uitmondt in overspannenheid en verzuim. In het omgaan met feedback speelt onzekerheid vaak een rol. We interpreteren kritische kanttekeningen als een aanval op onze persoon en voelen ons afgewezen. Is de feedback ook nog eens afkomstig van een leidinggevende, dan voelt dat extra onveilig, omdat we de consequenties niet altijd kunnen overzien. Zijn we zélf degene die feedback uiten, dan voelen we ons minstens zo onzeker. Ons streven naar harmonie gaat boven alles, van jongs af aan hebben we geleerd anderen niet te kwetsen. Lastig dus om gevoelige onderwerpen aan te snijden. Wie feedback krijgt, heeft de neiging in de verdediging te gaan. Dat is zinloos. Je hoeft je niet te verdedigen want als de ander op een goede manier feedback geeft, uit hij zijn gevoel met een ik-boodschap. Daar kun je niet over discussiëren, want jij kunt niet beïnvloeden hoe degene die jou feedback geeft zich door jouw gedrag moet voelen. Je kunt wél overwegen je gedrag te veranderen zodat jouw gedrag geen negatieve emoties oproept. Maar, je mag altijd de ruimte vragen om weinig met de feedback te doen. De ander probeert jou te beïnvloeden, en dat is zijn goed recht. Het is jouw recht om er niet in mee te gaan. Soms kun je er immers gewoon niets aan doen. Je biologische klok is ingesteld op activiteit na de middag, dus ben je sloom tijdens het ochtendoverleg. Of, de feedback botst met jouw waarden. Jij vindt bijvoorbeeld dat de klant altijd belangrijker is dan je collega, dus laat je hém wachten in plaats van de klant. Regels voor het ontvangen van feedback Gelukkig is er een recept voor het ontvangen van feedback. Daar heb je steun aan als iemand tegen je zegt: “Ik wil graag even je aandacht voor ....” De belangrijkste voorwaarde is dat je je open stelt voor feedback. Dat doe je door: 1. Luister actief Wie feedback ontvangt, is gebaat bij actief luisteren. Dat houdt in dat je verbaal én non-verbaal laat zien dat je aandacht hebt voor wat je gesprekspartner te zeggen heeft. Voorbeelden: • knikken, hummen • aantekeningen maken • open houding (oogcontact, spiegelen) 2. Vraag om toelichting Is je niet helemaal duidelijk wat de ander bedoelt, vraag dan om een toelichting. Probeer de feedback te begrijpen. Vraag door naar wat de ander precies bedoelt. Check of je de boodschap goed hebt begrepen door te luisteren, samen te vatten en door te vragen (LSD). "Je zegt dat het je stoorde dat ik te laat was. Wanneer was dat precies? Wat hadden we afgesproken?" 3. Toon waardering Een gouden regel is de ander te bedanken voor zijn informatie. Dat voelt misschien wat vreemd, maar als je feedback ziet als een kans in plaats van als een bedreiging is het zo gek nog niet: de ander geeft je immers informatie waarmee jij je voordeel kunt doen. Bovendien steekt hij zijn nek uit. Voor de ander is het net zo moeilijk om de feedback te geven. Hij vindt de (werk)relatie met jou zo belangrijk dat hij voor jou dat risico neemt. Hak zijn kop niet af als dank! "Ik was me er niet van bewust dat mijn gedrag dit effect had. Ik stel het op prijs dat je me dit vertelt." 4. Denk erover na Degene die feedback ontvangt, beoordeelt zélf wat hij met de feedback gaat doen. Vind je de opmerkingen terecht of onterecht? Herken je wat de ander zegt? Kun je er iets mee? Wíl je iets aan je gedrag veranderen? Wat zijn de consequenties als je je werkwijze aanpast, gaat het werk dan misschien langzamer? Schiet in geen geval in de verdediging. Beter is het om te vragen wat de ander dan graag van je wil en waarom. Als je beter begrijpt waarom het voor de ander belangrijk is kan je voor jezelf beter beargumenteren of je er iets mee gaat doen. "Je zegt dat je door mijn gedrag het gevoel hebt dat ik je niet serieus neem. Hoe kan ik je laten merken dat dat wél zo is?" 5. Doe iets met de feedback Laat de feedbackgever weten wat je met zijn commentaar doet. Als je besluit er niets mee te doen, zeg je het ook. "Ik heb gehoord wat je zei maar ik ben het niet met je eens. De reden is ...." "Ik heb gehoord wat je zei en ik ben het met je eens. Volgende keer maken we vooraf afspraken over een zakelijk overleg. We gaan er samen heen en spreken onze rolverdeling nog even door." Extra tips • Voel je de emoties opkomen, vraag dan een time-out om even bij te komen. • Zet de zaak in perspectief: wat is het ergste dat er nu kan gebeuren? • Blijf assertief, blijf luisteren en ga je niet meteen verantwoorden. • Richt je eerst op het begrijpen van de boodschap. Je kunt daarna bedenken of je er iets mee gaat doen. • Zie het als een verzoek, niet als een persoonlijke aanval of opdracht.
|
|||
Groepsopdracht informatie over feedback geven
Activiteit: uitleg van leerkracht over het geven en ontvangen van feedback
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: Werkblad feedback geven en feedback ontvangen Uitvoer: Er wordt de kinderen uitgelegd wat feedback is en hoe ze dit kunnen gebruiken. Feedback is een boodschap over het gedrag of de prestaties van een ander. Feedback is onmisbaar als je met anderen samenwerkt. Je moet zo nu en dan kunnen zeggen dat het werk van de ander niet in orde is, of juist heel erg goed is. Je stuurt elkaar bij door commentaar te geven. Wie feedback geeft, kan ook feedback terug verwachten. Dat is soms vervelend, maar je leert ermee leven, als iedereen zich aan de regels houdt. Onzekerheid Wie feedback moet geven is vaak onzeker. Je vraagt je af: • Heb ik het wel goed gezien? • Is het ‘normaal’ dat ik me hieraan erger? • En wat stoort me nu precies? • Wat vind ik nu verkeerd aan de ander? • Mág ik hier wel iets van zeggen? • Waarom wil ik er iets van zeggen? • Wat wil ik daarmee bereiken? • Hoe kan ik het zeggen zonder dat hij boos wordt? • Kunnen we na het gesprek nog wel leuk samenwerken? Dit zijn allemaal vragen die jezelf inderdaad moet stellen voordat je feedback gaat geven. Goede feedback vereist even tijd om na te denken. Als je het antwoord scherp hebt, probeer je de kritiek zó te brengen dat de ander hem begrijpt. Helder geformuleerd en neutraal, zonder beschuldigingen. Er is een formule voor die je daarbij helpt. Hij bestaat uit maar liefst zeven stappen. Als je deze volgt is het voor de ander makkelijker om rustig jouw feedback te ontvangen. 1. Beschrijf veranderbaar gedrag Je geeft altijd feedback op iets wat iemand gedaan heeft en niet op hoe hij is. Het heeft weinig zin om tegen iemand te zeggen dat ze altijd zo zit te stotteren, want daar kan ze waarschijnlijk weinig aan doen. Beschrijf alleen gedrag dat iemand kan veranderen. Als iemand tijdens een vergadering zo zacht praat dat jij het niet kan horen, kun je daar iets van zeggen. Een rapport waarin belangrijke informatie ontbreekt, kan herschreven worden. Kan de ander het gedrag, of het stuk werk dat hij heeft gedaan, veranderen? 2. Beschrijf concreet en specifiek gedrag dat je zelf hebt gezien of gehoord Feedback waarin de woorden ‘altijd’ of ‘overal’ of ‘nooit’ in voorkomen, slaat de plank mis. Als iemand tegen jou zegt: "Jij komt altijd te laat op zakelijke afspraken." Kun jij heel makkelijk zeggen: “Nee hoor, gisteren was ik een kwartier te vroeg en moest ik op jou wachten.” Zo loopt de feedback uit op een welles-nietes-ruzie. Terwijl je collega waarschijnlijk baalde van die ene keer dat je op die hele belangrijke afspraak te laat kwam, terwijl je best een trein eerder had kunnen nemen. Je collega moet dus zeggen: "Ik wil even terugkomen op de afspraak die we gisteren hadden met onze belangrijke klant X. De klant en ik moesten een kwartier op je wachten." Zo is de feedback concreet (een kwartier!) en specifiek (gisteren met klant X). Een extra regel is dat je het zélf gezien of gehoord moet hebben. Met feedback die je baseert op geklets, of eerlijke vertrouwelijke informatie, van anderen maak je meer kapot dan je lief is. Je beschadigt het vertrouwen van je bron. De andere kan het ontkennen en wil meteen weten wie dat dan gezegd heeft. Kun je precies beschrijven welk gedrag je heeft gestoord? Heb je dat zelf gezien? 3. Gebruik een ik-boodschap Een ik-boodschap is: “Ik kan me niet concentreren als ik je hard hoor praten.” Een jij-boodschap is: “Jij praat te hard.” Een jij-boodschap zegt: jij doet iets fout. Een ik-boodschap zegt: ik zou het graag anders zien. Kunnen we het daar over hebben? Een ik-boodschap nodigt je gesprekspartner uit om begrip op te brengen voor jouw kant van de zaak. Door een jij-boodschap schiet de ander meteen in de verdediging, en gooit er in het ergste geval nog een ‘jij-bak’ overheen: “Jij bent een overgevoelig watje!” Kun je een feedbackzin bedenken die met ‘ik’ begint? 4. Geef aan welk effect het gedrag van de ander op je heeft Laat je gevoel spreken. Dat gaat al veel makkelijker als je een ik-boodschap geeft. Het gaat er immers niet om wat die ander nu precies heeft gedaan of nagelaten, maar jij hebt problemen met de gevolgen ervan. Je kunt je niet concentreren, jij maakt je zorgen omdat de klant een kwartier moet wachten, je kunt je eigen planning niet halen, je voelt je niet gewaardeerd, je wilt weten waar de ander nu precies mee bezig is. Kortom, jij hebt iets nodig van de ander en dat moet je kunnen benoemen. Want die ander moet dat weten om begrip te kunnen voelen voor jou en je feedback. “Doordat je voor de derde keer te laat kwam, kreeg ik het gevoel dat je het project niet serieus neemt. Daardoor ga ik twijfelen of ik je wel bij het vervolg wil betrekken. Bovendien moest ik me in bochten wringen om te voorkomen dat de klant zou vertrekken. Ik schaamde me." Je kunt dus prima zeggen welke gedachten het gedrag van de ander bij jou oproept. Zo de ander zich in jouw gevoelens inleven. Maar hier kan je in doorschieten. Je hoeft er niet bij te zeggen: “Ben je te lui om je bed uit te komen?” “Dacht je dat ik het ook wel alleen kon?” Dit zijn allemaal zinloze interpretaties waarmee je de sfeer verpest. De ander komt vanzelf wel met een verklaring. En misschien is het nog een goede ook. Kun je het gevolg van het gedrag op jou beschrijven, zonder beschuldigingen? 5. Laat de ander reageren Geef de ander de gelegenheid te reageren. Houd gewoon even je mond, hoe moeilijk dat ook kan zijn in je opwinding. Vraag of de ander je heeft begrepen en of hij zich het voorval hetzelfde herinnert als jij. Is dat niet het geval, licht je boodschap dan toe met aanvullende voorbeelden. Durf om een reactie te vragen: "Begrijp je wat ik bedoel?" Ben je bereid om naar de reactie van de ander te luisteren? 6. Vraag om het gewenste gedrag Je wilt graag dat de ander zijn gedrag verandert. Help hem daarbij door duidelijk te zeggen hoe je het dan wilt: "Ik zou het fijn vinden om samen naar school te gaan, zodat we vooraf nog kunnen kletsen." Kun je duidelijk vragen wat je van de ander wilt? 7. Verken oorzaken en oplossingen Als de ander het met je eens is dat zijn gedrag moet veranderen, of dat hij zijn werk moet herzien, kun je gaan praten over oorzaken en oplossingen. Neem de tijd om te analyseren. Stel open vragen om te verkennen wat de oorzaken van zijn gedrag zijn (slecht geslapen, onzekerheid over zijn eigen kunnen en een poging om van het werk af te komen, angst voor de leerkracht...). Zo geef je de ander de ruimte om zijn gedrag toe te lichten. Vul niet in wat je dénkt dat de ander bedoelt. Maak duidelijk dat je de ander graag wil helpen waar nodig. Ga jouw oplossing niet opleggen: “Zo mooi dat je het me eens bent, dan lijkt het mij het beste dat jij ermee stopt.” Je hebt samen een probleem, dus zoek je sámen naar oplossingen. De ander voelt zich medeverantwoordelijk als je hem zelf vraagt met voorstellen te komen, en zal zich ervoor inzetten afspraken in te lossen. In deze fase komt het erop aan actief te luisteren. Wat de ander zegt biedt immers aanknopingspunten om tot een oplossing te komen. Je kunt natuurlijk pas deze laatste fase van het gesprek starten als de ander je feedback een beetje heeft laten ‘indalen’. Als hij boos of verdrietig is, kun je beter een afspraak maken om de volgende dag verder te praten. Ook moet de ander de feedback accepteren. Als hij je feedback onzin blijft vinden, zal je eerst de vorige stappen nóg een keer langs moeten lopen. Ben je bereid om samen met de ander aan oplossingen te werken? Als je op deze manier feedback geeft, moet het lukken de ander ervan te overtuigen dat hij zijn gedrag moet veranderen. Extra tips • Wacht tot je ergste woede of schrik gezakt is en ga dan pas een feedbackgesprek beginnen. • Maar wacht niet zo lang tot de ander is vergeten waar je het over hebt. • Loop de bovenstaande vragen langs en schrijf de antwoorden op als voorbereiding. • Neem de ander apart en geef de feedback op een rustige plek (niet in de volle woonkamer of klas waar iedereen bij zit).
|
|||
Groepsopdracht informatie over overleggen
Activiteit: kringgesprek met socratische discussie en uitleg van leerkracht.
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: werkblad overleggen Uitvoer: de leerkracht doet drie keer een rollenspel voor samen met een leerling (bereid dit van tevoren voor). Ze spelen dat Jeroen en Anne gaan samenwerken maar ze willen allebei iets anders. • Een fout voorbeeld: Ze houden beide vast aan hun eigen mening. Gevolg: ieder gaat zijn eigen weg (ruzie) en ze komen niet tot samenwerken. • Ze worden het niet met elkaar eens, maar ronden het wel op een adequate manier af. Gevolg: er worden eventueel andere afspraken gemaakt en ieder gaat zijn eigen gang maar het contact blijft goed. • Een goed voorbeeld: Eerst doen wat de ander wil, daarna wat jij wilt. Gevolg: samenwerken. Samen met de kinderen worden de drie voorbeelden nabesproken en vraagt de leerkracht wat nu het beste is om te doen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de groep uitkomt op de vaardigheid overleggen als iemand iets anders wil dan jij. Door middel van het stellen van concrete vragen door de leerkracht mogen de kinderen zelf vertellen wat belangrijk is bij onderhandelen. De leerkracht vraagt dit socratisch uit en komen met de kinderen uit op de volgende leerpunten. De leerpunten bij overleggen zijn: • Zeg wat jij wilt en waarom. • Vraag wat de ander wil en luister goed. • Vraag de ander waarom hij dat zo wil. • Als de ander jouw zin niet wil doen, bedenk dan een oplossing: o Iets anders doen wat jullie beiden leuk vinden. o Eerst doen wat de ander wil en dan wat jij wilt. • Lukt dit allemaal niet zeg dan dat het jammer is en spreek af om het een volgende keer nog eens te proberen. Stop-Denk-Doe om te overleggen met een ander: • Je zegt Stop tegen jezelf als je met iemand gaat spelen die iets anders wil doen dan jij. • Je Denkt na over hoe je het kunt aanpakken: hoe kan ik goed overleggen zodat we kunnen samenspelen? • En dan ga je het ook zo Doen. Je overlegt.
|
|||
Groepsopdracht Leren luisteren
Doel: Fluisterspel om te leren luisteren naar de ander
Duur: 5 minuten Benodigde materialen: werkblad punten om op te letten tijdens luisteren Uitvoer: Er wordt kort herhaald wat belangrijk is om op te letten tijdens het luisteren naar een ander. Vervolgens wordt het fluisterspel uitgelegd. De leerkracht of een kind bedenkt een zin of een woord en geeft deze fluisterend door aan het kind naast hem. Deze geeft het vervolgens weer door aan de volgende en ga zo verder. De laatste persoon zegt de zin of het woord hardop.
|
|||
Groepsopdracht Lichaamshouding bij het overbrengen van een boodschap
Activiteit: bewustwording van lichaamshouding en gebruik van houding bij communicatie
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: Geen Uitvoer: De leerkracht laat met een kort rollenspel zien welke uitwerking lichaamshouding heeft op het overbrengen van een boodschap. Eerst staat de trainer ineengedoken, kijkend naar de grond en zacht fluisterend iets te vertellen. Vervolgens staat de leerkracht hinkend van het ene op het andere been, friemelend met handen, heel snel pratende. De kinderen wordt gevraagd bij beide gevallen te benoemen hoe de boodschap overkomt. Daarna wordt hen gevraagd wat er nodig is voor een heldere, duidelijke manier van communiceren. De kinderen staan dan in een kring en bij ieder goed element van een juiste lichaamshouding zullen zij dit uitvoeren. De laatste vijf minuten worden besteedt aan het overbrengen van een korte boodschap met een juiste lichaamshouding. |
|||
Groepsopdracht luisteren: verboden woord
Activiteit: voorwerpen beschrijven zonder het woord te noemen
Duur: 5 minuten Benodigde materialen: kaartjes met voorwerpen en verboden woorden die niet genoemd mogen worden. Uitvoer: Eén kind krijgt telkens een kaartje met een voorwerp erop en moet dit voor de anderen omschrijven zonder het woord en de verboden woorden te noemen. Hierna wordt besproken wat de kinderen lastig vonden en wat ze juist makkelijk vonden in de oefening.
|
|||
Groepsopdracht Onderhandelen bij spelletjes spelen
Activiteit: spelletjes spelen om te oefenen met overleggen
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: gezelschapsspellen, werkblad overleggen Uitvoer: De leerkracht heeft een aantal gezelschapsspellen uitgezocht die de kinderen in twee- of drietallen gaan doen. Ze mogen kiezen en dus moeten ze overleggen en onderhandelen. De kinderen in het twee- of drietal gaan eerst met elkaar overleggen welk spel ze willen spelen. Vervolgens onderhandelen de groepjes met elkaar hierover. Bij het onderhandelen wijst de trainer de kinderen op de leerpunten, dus ik-boodschap, stevig staan, luisteren, etc.. Alle spellen kunnen aan bod komen. Dit betekent dat de kinderen een aantal keren de gelegenheid krijgen om te onderhandelen. De leerkracht zal het spel meerdere keren stop zetten om een kind de opdracht te geven om te zeggen dat hij het niet meer leuk vindt. Dan moet er opnieuw overlegd en onderhandeld worden. Let op Bij deze oefening is het de ervaring dat de kinderen meer bezig zijn met het spelen van het spel dan met het oefenen van de vaardigheid. Omdat het spel niet kan worden uitgespeeld, kunnen de kinderen boos en teleurgesteld zijn. Het is daarom belangrijk om vooraf uit te leggen dat het spelen een onderdeel van de oefening is en het spel onderbroken kan worden of niet kan worden uitgespeeld.
|
|||
Groepsopdracht reageren op de vraag of je mee wilt doen
Doel: verhaal en kringgesprek om positief te reageren bij een vraag of iemand mee mag doen
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: geen Uitvoer: De kinderen wordt gevraagd wat je niet moet doen als iemand vraagt of je mee wilt spelen en wat er gebeurt als je niet goed reageert. Met de kinderen wordt besproken wat de voordelen zijn wanneer je op een goede manier reageert op de vraag of je mee wilt spelen. Kinderen zullen je vaker vragen, je gaat leuk samen spelen, je kunt vrienden maken. De leerkracht legt uit dat er verschillende redenen kunnen zijn waarom anderen je vragen om mee te doen: • Ze vinden het leuk dat je meedoet en willen samen met jou een spel bedenken. • Ze vinden het leuk dat je meedoet. Ze weten al welk spel ze willen spelen. Jij moet hem wel als eerste zijn. • Ze weten al een spel dat ze willen spelen. Ze hebben nog één kind nodig. Jij moet hem steeds zijn. Aan de kinderen wordt gevraagd wat belangrijk is bij reageren op de vraag of je mee wilt spelen. De leerkracht vraagt dit op een socratische manier uit. Leerpunten bij reageren op de vraag of je mee wilt spelen: • Reageer enthousiast. • Vraag wat ze willen spelen. • Vraag om uitleg. • Kom niet direct met andere ideeën. • Neem er genoegen mee als je hem meteen moet zijn. • Als je hem vaker dan twee keer moet zijn: stel dan voor dat iemand anders aan de beurt is. Als ze dat niet willen, zeg dan dat je niet meer mee wilt spelen. Zeg dan: “Tot een andere keer!”, en loop stevig weg. • Als je geen zin hebt om mee te doen, zeg dat dan rustig maar voeg er aan toe dat je een volgende keer misschien wel mee wilt doen. Bij reageren op de vraag of je mee wilt spelen kun je heel goed Stop-Denk-Doe gebruiken. • Je zegt Stop tegen jezelf als andere kinderen je vragen of je mee wilt spelen. • Je Denkt na over hoe je dit kunt aanpakken: hoe laat ik merken dat ik het leuk vind om mee te doen? Hoe vraag ik uitleg als ik het spel niet snap? • Je gaat het dan ook zo Doen. Je probeert dan te reageren op de vraag of je mee wilt spelen. • Gebruik het Stop-Denk-Doe ook als je niet mee wilt doen. |
|||
Groepsopdracht Seksuele weerbaarheid en grenzen aangeven
Doel: lichaamsgerichte opdracht voelen wat prettig is in aanraking en je grenzen aangeven
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: geen Uitvoer: de leerkracht geeft de opdracht dat kinderen in tweetallen elkaar volgens instructie aanraken. Ze moeten een meter van elkaar af staan. Elkaar een hand geven. Twee handen vastpakken, naast elkaar staan. Heel dicht bij elkaar staan met oogcontact zonder aanraking. Elkaar omhelzen. Steeds wordt er een tweetal gevraagd wat ze ervaren van de fysieke nabijheid en of ze dit in feedback aan de ander terug kunnen geven. Hierna wordt een korte uitleg gegeven van de leerkracht over seksuele weerbaarheid en aangeven bij de ander wat je wel en niet prettig vindt. Als er tijd is kunnen de kinderen zelf aangeven of ze ervaringen hiermee hebben en hoe ze dit zouden aanpakken. |
|||
Groepsopdracht Vragen of je mee mag spelen
Doel: rollenspel door leerkracht en kringgesprek om te vragen of je mee mag spelen
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: geen Uitvoer: De leerkracht vraagt de kinderen hoe je op een goede manier kan vragen of je mee mag spelen en vragen dit socratisch uit. Ze komen uit op de volgende leerpunten. Leerpunten vragen of je mee mag spelen • Kies een moment waarop ze je horen en zien. • Zeg hé, hallo of beter nog: noem een naam. • Als je vraagt of je mee mag spelen, let er dan op dat je de ander aankijkt, duidelijk praat en zeker van jezelf bent. • Als je niet mee mag doen, vraag dan waarom niet: Luister naar wat ze terug zeggen. Zeg wat je hiervan vindt. Doe niet boos of zielig. • Mag je nog niet meedoen, loop dan stevig weg. Bij vragen of je mee mag spelen, kun je heel goed Stop-Denk-Doe gebruiken: • Je zegt Stop tegen jezelf als je met een groepje kinderen wilt gaan spelen. • Je Denkt na over hoe je het kunt aanpakken: wat is het goede moment om te vragen? Hoe zorg ik ervoor dat ze merken dat ik iets vraag? • En dan ga je het ook zo Doen. Je vraagt of je mee mag spelen. |
|||
Groepsopdracht wat is luisteren?
Doel: psycho-educatie over luisteren aan de hand van een voorbeeldverhaal en kringgesprek
Duur: 5 minuten Benodigde materialen: werkblad vaardigheid luisteren Uitvoer: Wij gaan deze training oefenen met luisteren. Het is belangrijk om goed te luisteren als iemand iets zegt. Om goed te kunnen luisteren, moet je op verschillende punten letten. Aan de kinderen wordt gevraagd wat dat voor punten zijn. De leerkracht vraagt dit socratisch uit en komen met de kinderen uit op de volgende leerpunten. Leerpunten bij luisteren naar wat een ander vertelt: • Let op je stevige houding. • Kijk de ander aan. • Toon interesse (met en zonder woorden). • Stel vragen. • Zeg wat je ervan vindt. Bij luisteren naar anderen kun je heel goed de Stop-Denk-Doe gebruiken. Hiermee bedoelen we dat je Stopt met waar je mee bezig bent; dat je beDenkt hoe je het het beste kunt aanpakken. En bij Doe, ga je je plan uitvoeren. Bij luisteren zou Stop-Denk-Doe er zo uit kunnen zien: • Je zegt Stop' tegen jezelf als iemand je iets vertelt. • Je Denkt dan na over hoe je dat kunt aanpakken: op welke manier kan ik het beste luisteren, zodat ik de ander goed kan horen? • En dan ga je het ook Doen. |
|||
Oefening feedback geven
Activiteit: feedback geven en als cadeautjes inpakken
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: papier, stiften/potloden, inpakpapier, doosjes, plakband Uitvoer: Alle kinderen schrijven voor elkaar een positief berichtje op een papiertje volgens de regels van feedback geven. Hierbij schrijven zij hun naam eronder. Vervolgens worden de papiertjes voor ieder kind in een doosje gestopt en mogen zij het doosje inpakken voor een ander kind. Aan het eind van de cursus worden de cadeautjes uitgedeeld zodat alle kinderen hun eigen positieve feedback kunnen ontvangen. |
|||
Oefening vragen of je mee mag doen
Doel: rollenspel om te reageren op de vraag of je mee wilt doen, herhaling onderhandelen en reactie op afwijzing.
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: geen Uitvoer: Aan de hand van voorbeelden die de kinderen zelf hebben bedacht of die op kaartjes staan geschreven worden rollenspellen gespeeld. Een groepje kinderen krijgt de opdracht een voorbeeld na te spelen dat is bedacht of op het kaartje staat. Dit groepje gaat met een trainer de gang op en de trainer bespreekt wie zogenaamd gaat aanbellen en wat er gezegd gaat worden. De deur van de trainingsruimte is de voordeur van het huis van het kind dat ze gaan vragen om mee te spelen. Dit kind weet niet wat hem gevraagd wordt maar gaat volgens de leerpunten reageren. Dit is met hem voor besproken door de andere trainer. De overige kinderen letten op welke leerpunten gebruikt worden door het kind dat gaat reageren op de vraag. |
|||
Oefening vragen of je mee mag doen 2
Activiteit: rollenspel om te vragen of je mee mag doen, herhaling onderhandelen en reactie op afwijzing.
Duur: 5 minuten Benodigde materialen: geen Uitvoer: Drie kinderen zijn op de grond aan het spelen en doen net-alsof-spelletjes. Eén van de vijf kinderen krijgt de opdracht om te vragen of het mee mag doen. Het andere kind let op of de leerpunten goed gebruikt worden. Alle kinderen krijgen een oefenbeurt. In de eerste ronde is het groepje open en vriendelijk en mag het kind direct meespelen. In de tweede ronde mag het kind niet direct meedoen en wordt het aangemoedigd om te onderhandelen, daarna mag het kind wel meedoen. In de derde ronde mag het groepje weigeren en leert het kind te reageren op een afwijzing (stevig weglopen). |
|||
Oefeningen voor zelfbeeld en zelfvertrouwen | |||
Groepsoefening Stevig staan voor zelfvertrouwen
Doel: Oefening met stevig staan met pittenzakje of boek op het hoofd
Duur: 5 minuten Benodigde materialen: pittenzakjes of boeken Uitvoer: Oefening met stevig staan met pittenzakje of boek op het hoofd. De kinderen moeten ervaren welke uitwerking het heeft op hun gevoelens en lichamelijke sensaties als zij helemaal rechtop staan. De instructie geeft aan dat zij tevens naar hun buik moeten ademhalen. Doel is de kinderen bewust te laten worden van hun lichaam en daarbij de uitwerking op het zelfvertrouwen van een stevige lichaamshouding te laten ervaren. Stel vragen aan de kinderen als zij twee benen op de grond hebben en echt proberen te letten op hoe hun lichaam voelt. Focus op sensaties als: warmte en kou, spanning en ontspanning, snelheid van ademhaling en hartslag, gedachten die in hun hoofd opkomen over het spel zelf of zichzelf, over zintuigelijke sensaties als geluiden, geuren, etc. of gedachten over iets heel anders. |
|||
Groepsopdracht Bijnamenspel in de kring
Doel: bewustwording van je eigen identiteit en waardeoordelen
Duur: 5 minuten Benodigde materialen: geen Uitvoer: De kinderen zitten in een kring. Eén van de kinderen start het spel door zich voor te stellen. Daarbij noemt hij zijn naam, en kiest hij een bijnaam die begint met de eerste letter van zijn eigen naam, bijvoorbeeld "Grappige Gijsbert". De speler links van hem neemt het over en zegt "Ik ben Harige Harry en naast mij zit Grappige Gijsbert". De speler daar links van vervolgt en zegt "Ik ben Melige Marieke en naast mij zitten Grappige Gijsbert en Harige Harry". Vraag vervolgens aan de kinderen hoe ze het vinden een bijnaam te krijgen. Laat de kinderen die het leuk vonden hun hand opsteken en vraag dan twee of drie kinderen waarom. Laat vervolgens ook de kinderen die het niet prettig vinden de hand opsteken en daarvan weer twee of drie uitleggen waarom zij dit niet leuk vinden. |
|||
Groepsopdracht Complimenten geven en ontvangen
Activiteit: kringgesprek met socratische discussie en uitleg van leerkracht
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: werkblad complimenten geven en ontvangen Uitvoer: Discussie in een kringgesprek over de volgende vragen: Hoe laat je iemand merken dat je blij bent met zijn of haar hulp? Waarom is het belangrijk dat iemand iets leuks of aardigs tegen jou zegt? Waarom is het belangrijk om te reageren op een complimentje? Hierna wordt door de leerkracht besproken dat het belangrijk is om aardige dingen tegen jezelf te zeggen. Veel kinderen denken nare dingen over zichzelf. En wanneer je deze nare dingen heel vaak denkt, ga je steeds meer geloven in deze nare gedachten. Uiteindelijk geloof je dan dat er niets goed is aan jezelf. Als je aardige dingen over jezelf denkt, krijg je ook meer vertrouwen in jezelf. Het is ook leuk als iemand anders iets aardigs tegen jou zegt, of als iemand je helpt wanneer je je niet op je gemak voelt. Bijvoorbeeld: Als je voor het eerst in je nieuwe groep komt, is het fijner om te horen: Hallo, kom je hier voor het eerst?, dan dat de andere kinderen je alleen laten staan en niets zeggen. Iets aardigs tegen iemand anders zeggen, maakt dat die ander ook aardig is tegen jou. Daarom is het belangrijk dat je reageert als iemand iets aardigs tegen jou zegt want dan weet hij dat je het leuk vindt. Wanneer jij niet reageert, denkt de ander dat je het niet leuk vindt en zal hij niet zo snel meer iets aardigs zeggen of doen. Als je een complimentje geeft of reageert op een complimentje kan je op een aantal dingen letten. De leerkracht vraagt dit socratisch uit en komen met de kinderen uit op de volgende leerpunten. Leerpunten bij complimentjes geven: • Bedenk wat je leuk vindt van de ander. • Noem de naam van de ander. • Kijk de ander aan. • Zeg duidelijk wat je leuk vindt van de ander. Leerpunten bij reageren op complimentjes: • Luister naar het compliment wat de ander geeft. • Laat merken dat je trots bent: door iets aardigs terug te zeggen of dank je wel te zeggen. Kijk blij of trots. Stop-Denk-Doe bij complimenten geven • Als je een complimentje wilt geven aan iemand zeg je Stop tegen je zelf, • Je beDenkt welk complimentje je wilt geven aan de ander en hoe je dat het beste kunt doen. • En dan ga je het Doen. Stop-Denk-Doe bij complimenten ontvangen • Wanneer je een complimentje krijgt, zeg je Stop tegen je zelf. • Je beDenkt hoe je het beste kunt reageren op het complimentje. • En dan ga je het Doen. Je zegt bijvoorbeeld dank je wel of je zegt iets aardigs terug.
|
|||
Groepsopdracht Complimenten geven en ontvangen
Doel: kringgesprek met een rondje opscheppen over jezelf en complimenten geven aan anderen en hierop reageren
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: werkblad complimenten geven en ontvangen Uitvoer: De leerkracht zegt iets positiefs over zichzelf. Vervolgens zegt ieder kind in de groep iets positiefs over zichzelf. Kinderen die niets positiefs over zichzelf kunnen bedenken, worden geholpen door anderen in de groep. Hierna wordt geoefend met een compliment geven en ontvangen. Geef een compliment aan je rechter buurman over iets wat hij goed heeft gedaan in deze training en begin met “ik vind dat…“ Als dit voor de kinderen te moeilijk is om te bedenken mogen ze ook een ander complimentje bedenken. Hierop moeten zij vervolgens iets vriendelijks terugzeggen en goed ervaren wat een compliment met hen doet.
|
|||
Groepsopdracht eigen perspectief
Activiteit: spel ik zie, ik zie wat jij niet ziet en informatie over eigen perspectief
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: geen Uitvoer: Door middel van het spel “ik zie, ik zie wat jij niet ziet” moeten de kinderen aanwijzingen geven over de kleur, vorm, grootte, positieve en afstand waarop zich een voorwerp of ander persoon bevindt. Hierna wordt de volgende uitleg gegeven en pakken de kinderen hun werkblad erbij over eigen perspectief en verplaatsen in de ander. Dit spelletje laat zien dat een voorwerp of situatie er voor de één heel anders uit kan zien dan voor de ander. Iedereen ziet de voorwerpen om zich heen vanuit een andere plaats en afstand. Afstand maakt dat je dingen groter of kleiner ziet. Heel in de verte lijkt een kerktoren bijvoorbeeld veel kleiner dan van dichtbij. Ook is wat voor jou links en rechts is precies het tegenovergestelde voor diegene die tegenover je zit. Het is belangrijk dat je probeert je voor te stellen hoe de ander tegen verschillende situaties en voorwerpen aankijkt. Dan kan je rekening houden met de ander. Het is ook heel lastig om door de ogen van iemand anders te kijken. Dat noem je ook wel verplaatsen in de ander of iedereen heeft zijn eigen perspectief. Deze training gaan we oefenen met het kijken door de ogen van een ander. Essentie: Kijken vanuit het perspectief van de ander: • Verschil tussen links en rechts als iemand tegenover je zit. • Zien wat de ander ziet, denken wat de ander denkt. • Als je je kan verplaatsen in een ander kan je beter rekening houden met die ander. |
|||
Groepsopdracht iedereen is anders en wie ben ik?
Activiteit: bespreking van wie je bent van binnen en van buiten
Duur: 15 minuten Benodigde materialen: medisch model met organen, grote vellen, stiften Uitvoer: bespreking binnenkant en buitenkant lichaam met platen of een pop met organen die de kinderen moeten benoemen. Vervolgens gaan de kinderen op de grond op een groot vel papier liggen waarbij hun omtrek wordt getekend. Hierna krijgen zij de opdracht om met gekleurde stiften op te schrijven en/of tekenen hoe zij van de buitenkant verschillen van de andere kinderen in de groep. Bijvoorbeeld haarkleur, oogkleur, lengte, postuur, etc. Hierna wordt met zwarte stiften te tekenen of schrijven hoe zij aan de binnenkant verschillen van de anderen in de groep. Hierbij gaat het dus om het verschil tussen uiterlijke kenmerken en daartegenover innerlijke verschillen zoals karakter, persoonlijkheid, ervaringen van zintuiglijke waarnemingen, emoties, gedachten en gedrag. |
|||
Groepsopdracht Ik-boodschappen
Activiteit: Psycho-educatie over ik-boodschappen
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: sokpoppen, werkblad vaardigheid ik-boodschap, SOS stappenplan ik-boodschappen Uitvoer: aan de hand van een voorstelling met handpoppen wordt het volgende voorbeeld met betrekking tot een ik-boodschap geïllustreerd: "Wat maak je weer een herrie! Houdt het nou nooit op, dat getelefoneer van je?" Reactie: "Ja, kan ik het helpen? Ik werk me drie slagen in de rondte om die man nog vanochtend te pakken te krijgen. Ga zelf ergens anders zitten als je er last van hebt. Wat een gezeur." (Pakt geërgerd zijn telefoon en toetst een nummer in.) "Karel, ik wil graag dit werkje afmaken voor vanmiddag. Ik word nogal afgeleid door je telefoongesprekken. Ik zou het op fijn vinden als je even in de kamer hiernaast ging zitten bellen." Reactie: "O, goed hoor, geen probleem. Ik ga wel even naar hiernaast, ja." (Staat op en pakt wat papieren en zijn telefoon en maakt aanstalten de kamer te verlaten.) Het verschil is dat de eerste opmerking geformuleerd is als een jij-boodschap, de tweede als een ik-boodschap. Als je een opmerking formuleert als wat jíj wilt en waaraan jij behoefte hebt. Voorkom je dat de ander je opmerking opvat als een beschuldiging. De theorie over de vaardigheid ik-boodschappen wordt doorgenomen over waarom een ik-boodschap werkt, wanneer de kinderen hem kunnen gebruiken en hoe ze hem samenstellen. De ik-boodschap bestaat uit: • Als je nog niet in gesprek bent met degene die je iets wilt zeggen, begin dan met het noemen van de naam van die persoon zodat je iemands aandacht vraagt. • Begin je boodschap met 'ik'.... • Benoem je gevoel of je belemmering. ("Ik word nogal afgeleid...") • Benoem het gedrag van de ander dat je niet zint. ("...door je telefoongesprekken.") • Geef de reden waarom dat zo is, ook geformuleerd met 'ik' of 'we'. Eventueel kun je daar ook mee beginnen. ("Ik wil graag dit werkje afmaken voor vanmiddag.") • Geef een suggestie van het gedrag dat je graag van de ander zou zien. Begin ook die suggestie met 'ik' ("ik wil dat jij..." of "ik zou willen dat je..."). Formuleer deze suggestie liever niet als vraag, omdat daarop het antwoord weer direct 'nee' zou kunnen zijn. Door de suggestie als gewone zin te formuleren zet je die ander aan tot handelen, en minder tot een tegenargument.
|
|||
Groepsopdracht Verplaatsen in een reus en kabouter
Doel: tekenopdracht je verplaatsen in het perspectief van een ander
Duur: 5 minuten Benodigde materialen: papier en potloden/stiften Uitvoer: de kinderen krijgen de opdracht een boom te tekenen. Zij moeten dit echter doen vanuit twee verschillende perspectieven. Ze tekenen de boom vanuit het beeld van een reus en vanuit het perspectief van een kabouter. Hierna kan in de klas worden besproken dat ieder kind, ieder mens, eigenlijk zelfs ieder levend wezen de wereld op zijn eigen manier ziet en ervaart. Stop-Denk-Doe bij je verplaatsen in de ander: • Je zegt Stop tegen jezelf wanneer je je wilt gaan verplaatsen in de ander. • Je Denkt dan na over hoe je dat kunt aanpakken en hoe dat dan eruit gaat zien: wat ziet de ander nu, wat zou de ander nu kunnen denken en hoe kan ik rekening houden met hem. • En dan ga je het ook Doen. |
|||
Groepsopdracht zelfvertrouwen vergroten
Doel: Zelfvertrouwen vergroten eigen talenten en complimenten van anderen.
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: papier, pennen/stiften/ potloden Uitvoer: Iedereen trekt zijn linkerhand over op een stuk papier, en schrijft in elke vinger iets over een talent van zichzelf. Bijvoorbeeld in de pink zijn favoriete ding om te doen waar hij goed in is, in de ringvinger wie jou heel aardig vinden, de middelvinger wat je al hebt geleerd tijdens de cursus en de wijsvinger wat je het mooiste vindt aan jezelf. Op de handpalm schrijf het kind zijn naam. Haal vervolgens de blaadjes op, en lees ze voor aan de groep, op de volgende manier: ik heb hier een blaadje van iemand die het beste is in lezen, die graag anderen helpt en beste vriendjes is met zijn broer, enzovoort. De groep mag dan raden wie er beschreven wordt zodra dat geraden is wordt er nog een compliment toegevoegd vanuit de groep die in de duim wordt opgeschreven. |
|||
Mindfulness-oefening de glimlach met zachte ogen
Activiteit: mindful ademhalen en gezichtsspieren ontspannen
Duur: 5 minuten Benodigde materialen: eventueel achtergrondmuziek op laptop Uitvoer: De kinderen zitten in een kring en er wordt hen uitgelegd dat het na alle drukte en dingen die zij hebben geleerd ook belangrijk is weer even tot rust te komen. Als ze zelf rustig en ontspannen zijn lach je vaak en voel je je heel anders. De volgende oefening heet 'de glimlach met zachte ogen' en leert jullie rustig maken vanbinnen door het effect van een glimlach op je lichaam. Je voelt direct het verschil tussen een glimlach en een strak gezicht aan de spanning in je lichaam. Het is daarnaast niet alleen fijn voor jezelf om te lachen, maar ook voor de mensen om je heen om je blij en ontspannen te zien. • Sluit nu allemaal eerst je ogen en let op je ademhaling. Voel hoe je in en uitademt. De lucht die door je neus naar binnen gaat, je logen vult en je buik bol maakt en daarna weer naar buiten gaat. • Volg je in- en uitademing terwijl je een glimlach om je mond tovert; • Maak je ogen zacht en vriendelijk; • Wanneer je een aantal malen je adem hebt gevolgd, maak dan je mond strak en voel welke spieren in je lichaam mee verstrakken; • Neem waar wat dit met adem doet; • Glimlach vervolgens weer en volg je ademhaling opnieuw; • Neem waar wat dit in je lichaam voor effect heeft. Na de oefening krijgen kinderen de mogelijkheid te bespreken welke verschillen zij waarnamen wanner zij boos keken en wanneer ze glimlachten. |
|||
Zelfvertrouwen vergroten door complimenten met ik-boodschappen
Activiteit: psycho-educatie en vergroten zelfvertrouwen door plakken van post-its met complimenten via ik-boodschap
Duur: 10 minuten Benodigde materialen: post-its, pennen/stiften Uitvoer: psycho-educatie over ik-boodschap en complimenten geven. De ik-boodschap bestaat uit: • Als je nog niet in gesprek bent met degene die je iets wilt zeggen, begin dan met het noemen van de naam van die persoon zodat je iemands aandacht vraagt. • Begin je boodschap met 'ik'.... • Benoem je gevoel of je belemmering. ("Ik word nogal afgeleid...") • Benoem het gedrag van de ander dat je niet zint. ("...door je telefoongesprekken.") • Geef de reden waarom dat zo is, ook geformuleerd met 'ik' of 'we'. Eventueel kun je daar ook mee beginnen. ("Ik wil graag dit werkje afmaken voor vanmiddag.") • Geef een suggestie van het gedrag dat je graag van de ander zou zien. Begin ook die suggestie met 'ik' ("ik wil dat jij..." of "ik zou willen dat je..."). Formuleer deze suggestie liever niet als vraag, omdat daarop het antwoord weer direct 'nee' zou kunnen zijn. Door de suggestie als gewone zin te formuleren zet je die ander aan tot handelen, en minder tot een tegenargument. Leerpunten bij complimentjes geven: • Bedenk wat je leuk vindt van de ander. • Noem de naam van de ander. • Kijk de ander aan. • Zeg duidelijk wat je leuk vindt van de ander. Leerpunten bij reageren op complimentjes: • Luister naar het compliment wat de ander geeft. • Laat merken dat je trots bent: door iets aardigs terug te zeggen of dank je wel te zeggen. Kijk blij of trots. Stop-Denk-Doe bij complimenten geven • Als je een complimentje wilt geven aan iemand zeg je Stop tegen je zelf, • Je beDenkt welk complimentje je wilt geven aan de ander en hoe je dat het beste kunt doen. • En dan ga je het Doen. Stop-Denk-Doe bij complimenten ontvangen • Wanneer je een complimentje krijgt, zeg je Stop tegen je zelf. • Je beDenkt hoe je het beste kunt reageren op het complimentje. • En dan ga je het Doen. Je zegt bijvoorbeeld dank je wel of je zegt iets aardigs terug. Alle kinderen plakken post-its op elkaars rug plakken met een compliment vanuit de ik-boodschap erop. Hierna worden bij de kinderen alle post-its voorgelezen. De kinderen moeten hierbij stil staan welk gevoel zij ervaren als ze een compliment krijgen. Er wordt uitdrukkelijk gevraagd welke lichamelijke sensaties ze hebben, welke gedachten er op komen en wat hun gedrag is. Het is van belang dat de kinderen de ander bedanken voor een compliment. |
|||
• Boek Handleiding voor jezelf: hoe ik denk en voel 1 gedachten en gevoelens
• Boek Denk goed voel je goed. werkboek CGT • Boek Wat kun je doen als je te snel boos bent • Boek Behandelend trainen • Boek Emotieregulatie bij kinderen en adolescenten • Boek Mindfulness bij kinderen • Boek Wat kun je doen als je te snel boos bent? • Boek Haal de Grrrrr uit agressie • Boek taming your gremlin • Boek How2talk2kids • Boek spelen om problemen op te lossen • Boek Oplossingsgerichte therapie met kinderen en jongeren • Signaleringsplan/lekker in je vel schema • Stoplichtmethode Stop-Denk-Doe • Werkbladen Ik ben speciaal |
|||