ODD
Oppositionele-opstandige stoornis (ODD) behoort tot disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen. Bij ODD zijn er problemen met de zelfbeheersing van emoties en gedrag.
Het gaat hier om een agressieve gedragsstoornis, die zich uit in onrust, snel boos worden of geërgerd raken, ruzie zoeken met volwassenen, opstandig en wraakzuchtig gedrag en het afschuiven van de eigen schuld.
De eerste verschijnselen van ODD zijn in de leeftijd van 2 tot met 5 jaren te zien.
Kenmerken
Een kind met ODD:
- is vaak drifitg.
- heeft moeite met autoriteit.
- verzet zich tegen de regels.
- verzet zich tegen de leiding van volwassenen.
- weigert te doen wat een volwassene vraagt.
- ergert of pest anderen met opzet.
- maakt vaak ruzie met anderen (ook met volwassenen).
- vecht geregeld met andere kinderen.
- legt de schuld van zijn eigen fouten bij anderen.
- is prikkelbaar.
- ergert zich snel en geregeld.
- wordt snel boos of reageert gepikeerd.
- is hatelijk en wraakzuchtig.
- is zo agressief dat hij geen controle heeft op zijn boosheid.
Kinderen met ODD hebben dit vaak in combinatie met een van de volgende stoornissen:
- ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder)
- ASS (autismespectrumstoornissen)
- Stemmings- en angststoornissen
- Cognitieve problemen
- Gilles de la Tourette
- Emotionele stoornissen
- Middelenmisbruik
Ondersteuningsbehoeften
Dit kind heeft een leerkracht nodig die...
- neutraal-vriendelijk reageert.
- voorspelbaar en consequent reageert.
- een plan opstelt samen met de leerling.
- humor bewust inzet om de spanning te verlagen.
- aandacht besteedt aan de interesses van de leerling (en minder aandacht besteedt aan schoolse zaken).
- duidelijk benoemt welk gedrag hij/zij wil zien, zonder in discussie te gaan.
- helpt met reflecteren op sociale situaties.
- gewenst gedrag aanleert.
- het gedrag concreet benoemt, maar niet de persoon beoordeelt of veroordeelt.
- goed contact heeft met zijn/haar ouders.
- feedback geeft die helpt het inzicht in de sociale situaties te vergroten.
- korte en duidelijke instructies geeft.
- leermaterialen en aciviteiten aanbiedt waarbij het doel en de stappen duidelijk zijn beschreven en het liefst visueel ondersteund zijn.
- de leeractiviteiten afstemd op het niveau van de leerling.
- ruimte biedt voor een time-outmoment.
- de regels positief formuleert.
- zich houdt aan regels, afspraken, grenzen en consequenties.
- model staat voor gewenst sociaal gedrag.
Tips voor de leerkracht
Houd altijd in gedachten dat elke leerling anders is. Het voorkomen en de mate van de kenmerken van ODD en de beste aanpak zullen dan ook per leerling verschillend zijn. De adviezen hieronder kunnen een richtlijn bieden om met een kind met ODD om te gaan. Het is tevens aan te raden om het desbetreffende kind een 'one page profile' in te laten vullen. Hierop kan hij/zij zelf aangegeven wat voor hem/haar nodig is aan hulp.
Adviezen:
- Houd een veilige afstand maar probeer oogcontact te houden. Let op: Sommige leerlingen kunnen het oogcontact als bedreiging ervaren.
- Blijf rustig en probeer je eigen emoties onder controle te houden.
- Vermijd een machtstrijd of discussie.
- Geef veel complimenten.
- Voorkom gezichtsverlies bij het kind.
- Spreek apart met het kind zonder zijn vrienden of andere kinderen in de buurt.
- Blijf vriendelijk, respectvol en begripvol.
- Accepteer de gevoelens van het kind en laat je waardering zien.
- Corrigeer het gedrag zoveel mogelijk op positieve manier.
- Geef meteen feedback op het te corrigeren gedrag.
- Handel consequent en gebruik voor iedereen dezelfde regels.
- Leg de klas- en/of schoolregels uit en waarom ze bestaan.
- Geef duidelijke regels en structuur maar gebruik positieve taal.
- Gebruik een nuchtere, zakelijke benadering.
- Maak geen verwijten over het gedrag.
- Probeer bij het gesprek niet je gelijk te halen. Dat kan het kind als ‘natrappen’ ervaren.
- Gebruik geen bedreigende woorden zoals ‘waarom, hoezo’ en geen ‘als-dan’-zinnen.
- Spreek in de ‘wij’-vorm.
- Probeer naast het verbaal contact ook op non-verbale manier contact te maken door bijvoorbeeld een hand geven of een knipoog. Dat kan het kind kalmeren omdat de verwachte afwijzing uitblijft.
- Let goed op je lichaamstaal. Je kan onbewust minachting of voorordelen uitdrukken.
- Als je wilt dat het kind gaat zitten, ga eerst zelf zitten.
- Negeer gedrag en zorg voor ‘afleiding’.
- Straffen is niet altijd nodig. Bespreek het gedrag en laat de leelring zijn eigen gedrag benoemen.
- Zorg voor positieve ervaringen bij het kind. Laat het je in een ander situatie ‘helpen’.
- Probeer een relatie op te bouwen.