ASS

Autismespectrumstoornis, ook wel ASS, is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Binnen ASS vallen autisme, PDD-NOS en syndroom van Asperger. De omgeving heeft bij de ontwikkeling van de stoornis geen invloed en hierdoor is het een genetisch bepaalde stoornis. De neurobiologische afwijkingen zorgen voor een verstoring in het ontwikkelingstraject van het sociaal-emotionele en het communicatieve gedrag. De informatieverwerking is vertraagd en minder efficiënt. De afwijkingen zijn te zien bij de verbindingen tussen hersencellen en de genen die dit proces beïnvloeden. Het gedrag van een persoon met ASS is het meest opvallend.

Kenmerken

Een kind met een autismespectrumstoornis heeft afwijkingen op het vlak van:

Kinderen met ASS hebben dit vaak in combinatie met een van de volgende stoornissen:




Ondersteuningsbehoeften

Een kind met een autismespectrumstoornis heeft behoefte aan onvoorwaardelijke liefde. Daarnaast heeft het kind hulp nodig op verschillende gebieden, namelijk cognitief, bij waarnemingen, sociaal-emotioneel en in de communicatie.

 

Op cognitief gebied kan een kind met ASS worden ondersteund door…
… duidelijk een opdracht te vertellen.
… uitgedaagd te worden op zijn eigen niveau.
… te helpen met categoriseren.
… te helpen bij het maken van keuzes.
… aan te geven wanneer een verandering gaat plaatsvinden.
… de context en het doel te verwoorden.

 

De waarnemingen van een kind met ASS zijn gevoeliger dan bij andere kinderen. De context van de situatie verduidelijkt en zorgt voor een snellere herkenning. Geuren en geluiden komen intenser binnen en ook hun huid is gevoeliger. De geur van iets kan bepalend zijn of het wel of niet geproefd gaat worden. De smaak kan overweldigend overkomen.

 

Sociaal-emotioneel blijven een aantal punten achter, namelijk:

  • het interpreteren van gelaatsuitdrukkingen,
  • het herkennen van emoties,
  • het interpreteren van de intentie / bedoeling van een ander,
  • sociaal gepast gedrag herkennen en benoemen,
  • sociaal gepast reageren, het probleemoplossend vermogen,
  • het verplaatsen in een ander.

In de communicatie hebben mensen met ASS hulp nodig. Het is voor hen lastig om woorden in een context te herkennen. Hierdoor kan het begrijpen van de woorden anders worden opgevat en wordt de uitspraak letterlijk genomen. Een dubbelzinnigheid, vaagheid, omschrijving of cynisme kan niet worden vertaald en daardoor blijft de betekenis onduidelijk. Het helpt om letterlijk te vertellen wat je wilt zeggen, dan is de kans op begrip het hoogst.


Tips voor de leerkracht

Houd altijd in gedachten dat elke leerling anders is. Het voorkomen en de mate van de kenmerken van ASS en de beste aanpak zullen dan ook per leerling verschillend zijn. De adviezen hieronder kunnen een richtlijn bieden om met een kind met ASS om te gaan. Het is tevens aan te raden om het desbetreffende kind een 'one page profile' in te laten vullen. Hierop kan hij/zij zelf aangegeven wat voor hem/haar nodig is aan hulp.

  • Maak het dagprogramma zichtbaar in de klas, vooral in het basisonderwijs. Gebruik eventueel pictogrammen ter ondersteuning.
  • Geef bij elk vak op het rooster aan welke materialen hiervoor nodig zijn, dit kan met een kleuraanduiding.
  • Vertel wijzigingen in het programma van te voren.
  • Geef aan het begin van een les aan hoe de les gaat verlopen.
  • Gebruik vaste rituelen bij de start van de dag en van een activiteit.
  • Leg uit waarom iets gedaan moet worden. Geef het doel van de les/opdracht aan.
  • Breng de stof in een logische volgorde.
  • Geef de koppeling naar een vorige en een volgende les aan.
  • Gebruik materiaal ter ondersteuning bij wat uitgelegd wordt.
  • Verduidelijk de hoofd- en bijzaken.
  • Voer alles uit wat je zegt.
  • Zorg eerst voor aandacht van de leerling, voordat de boodschap wordt overgebracht.
  • Geef de leerling bedenktijd.
  • Ga niet in discussie met de leerling wanneer het om ongewenst gedrag gaat en geef duidelijk de bijbehorende regel aan.
  • Gebruik korte, duidelijke zinnen bij de instructie. Wacht eventueel tot de eerste stap is uitgevoerd, voordat de tweede stap wordt aangeboden.
  • Maak zichtbaar hoe lang er over een opdracht gedaan mag worden.
  • Wanneer er een keuzemogelijkheid wordt gegeven, geef dan de gevolgen van de keuzes aan.
  • Help de leerling bij het plannen van opdrachten en de volgorde waarin dit moet gebeuren.
  • Geef bij een groepsopdracht een duidelijke rolverdeling aan.
  • Zorg dat de regels en afspraken hetzelfde zijn. Wanneer er een verandering plaatsvindt, geef dan aan waarom dit wordt gedaan.
  • Spreek samen een signaal af voor een hulpvraag.
  • Leg grapjes of opmerkingen uit om onbegrip te voorkomen.
  • Verplicht mij niet om iemand recht in de ogen aan te kijken.

Houd er rekening mee dat...

  • Alle uitspraken letterlijk worden genomen.
  • Zintuiglijke prikkelingen intenser binnen komen.
  • Er zit een verschil zit in ‘niet willen’ en ‘niet kunnen’.
  • Communiceren lastig is, zowel auditief als visueel.
  • Woedeaanvallen voortkomen uit onmacht.




one page profile boeken oefeningen